31 augustus 2021

Paradisodebat 2021: Hoe worden we nog beter?

Lees hieronder het verslag van het Paradisodebat 2021 door Edo Dijksterhuis. Het gehele debat is hier terug te kijken.

Tijdens de 18e editie van het Paradisodebat, de traditionele start van het cultureel-politieke seizoen, stond meer op het spel dan vorige jaren. De kunst- en cultuursector is de afgelopen anderhalf jaar immers hard geraakt en ook als zo meteen alle restricties zijn opgeheven is het leed nog niet geleden. Kunsten ’92, dat het debat organiseerde in samenwerking met Paradiso, ACI, de Akademie van Kunsten en mediapartner European Cultural Foundation, pleit voor een New Creative Deal. Die behelst niet alleen financiële steun voor de sector en het oplossen van structurele problemen. De culturele en creatieve sector zou moeten worden ingezet bij het oplossen van de grote vraagstukken van deze tijd.

Kunsten ’92-voorzitter Jan Zoet schetste in het openingswoord de weinig rooskleurige status quo. In de tweede helft van 2021 wordt, mede door het afgelaste festivalseizoen, een omzetverlies genoteerd van €1 miljard. Dat komt bovenop de €1,8 miljard inkomstenderving van de eerste helft van 2021. Volgens Zoet is het “ondenkbaar dat er in het vierde kwartaal geen coronasteun meer is”.

Keynote speaker Marietje Schaake, voormalige Europarlementariër en tegenwoordig directeur internationaal beleid Cyber Policy Center Stanford University, stelde dat Nederland zichzelf tijdens de coronapandemie was tegengekomen “en het was een lelijke confrontatie”. Schaake hekelde de falende logistiek, het gebrek aan solidariteit en de vreemde keuzes, zoals het wel door laten gaan van de Grand Prix Formule 1 terwijl kunstfestivals verboden zijn. Hoewel de economie weer opveert, zijn de problemen voor de culturele en creatieve sector niet voorbij. Maar het ontbreekt aan politieke daadkracht. Dat Nederland het enige EU-land is dat nog geen plan heeft ingediend voor het Europees Herstelplan waarin volgens een resolutie van het Europees Parlement 2% (€120 miljoen) geoormerkt moet zijn voor kunst en cultuur, is volgens Schaake tekenend.

Aangekondigd door moderator Aldith Hunkar, die zichtbaar in haar rol groeide toen ze politici aan de tand mocht voelen, betraden vervolgens twee kunstprofessionals het podium voor een pitch. Zij haakten aan bij de ambitie beschreven in de New Creative Deal om creatieve sector, wetenschap en bedrijfsleven samen te laten werken in de aanpak van grote maatschappelijke vraagstukken.

Componist en creatief onderzoeker van maatschappelijke problemen Merlijn Twaalfhoven hield een hartstochtelijk pleidooi voor de ‘kunstenaarsmindset’. Volgens hem heeft het systeem dat ons rijkdom en politieke stabiliteit heeft gebracht moeite met polarisatie, onzekerheid, de toenemende macht van big tech, ontwrichting van de ecologie en sociale ongelijkheid. Politiek, bedrijfsleven, wetenschap en media wijzen elkaar aan als verantwoordelijke waardoor er niets gebeurt. Hier is volgens Twaalfhoven een rol weggelegd voor kunstenaars. Zij kunnen verbinding, aandacht en emotie brengen – maar alleen als hun ‘ongegeneerde idealisme’ wordt geaccepteerd als een poolster: niet een bestemming die je daadwerkelijk kunt bereiken maar een baken in de nacht als we verdwaald zijn.

De tweede pitch was afkomstig van Francesco Veenstra, architect, oprichter van Vakwerk en aanstaand Rijksbouwmeester. Hij stelde voor om kunstsubsidies geheel af te schaffen omdat het begrip bij voorbaat impliceert dat de sector geen economische waarde genereert. En dat terwijl er volgens hem sprake is van rente op rente in de maatschappelijke spaarpot. De waarde is alleen niet meetbaar omdat de gebruikte parameters niet werken. Veenstra pleitte voor investeringen in plaats van subsidies, veel hogere bedragen dan nu het geval is en afkomstig uit de budgetten voor infrastructuur, financiën, sociale zaken enzovoort – niet alleen uit de karige cultuurpotjes. Cultuur moet niet gezien worden als aparte discipline maar als integraal onderdeel van de samenleving. Het huidige subsidiestelsel moet wat hem betreft dan ook op de schop en het vertrouwen in culturele waarden worden opgeschroefd door middel van een continu debat over de waarde en het belang van cultuur.

De reacties van het eerste cluster politici liep volgens verwachting langs partijpolitieke lijnen. Christine Teunissen van Partij voor de Dieren zei te geloven dat we leven op een kantelmoment en moeten zoeken naar een alternatief voor het systeem dat culturele waarden ondergeschikt maakt aan economische groei, efficiëntie en snelheid. Het is volgens haar te vroeg om de coronasteun al af te bouwen. Ook vond ze dat de bezuinigingen van het kabinet Rutte I moeten worden teruggedraaid.

VVD-er Pim van Strien bestreed dat cultuur een ondergeschoven kindje is in Den Haag en vond dat de sector “de Calimerohoed moet afzetten”. Wel erkende hij dat er nu heel snel gedebatteerd moest worden over de situatie in de sector.

Lisa Westerveld van GroenLinks was het oneens met Van Strien en bracht in herinnering hoe aanpassingen in de TOZO-regeling en partnertoets telkens zijn gedwarsboomd door het ontbreken van een Tweede Kamermeerderheid. Ook zij pleitte voor een andere blik op de cultuursector, eentje waarin welzijn een grotere rol speelt dan welvaart.

De tweede set pitches sloot aan bij de ambitie in de New Creative Deal om iedere Nederlander onbelemmerd toegang te geven tot een breed palet aan cultuurervaringen en de mogelijkheden om zijn eigen creatieve vermogen te ontwikkelen. Wouter van Ransbeek, creative producer en directeur van het Internationaal Theater Amsterdam (ITA) schetste hoe de coronapandemie de digitale ontwikkeling van de theatersector in een stroomversnelling heeft gebracht. Er is een geheel nieuw subgenre ontstaan – theatrale film of digitaal theater – dat niet minderwaardig is aan het spel op de bühne en ook niet kannibaliseert op voorstellingen. Virtuele podia moeten niet beschouwd worden als tijdelijke oplossing maar als aansluiting bij de toekomst. Maar dan moet wel de technische knowhow groeien, er financiering voor worden gevonden en productiehuizen worden opgezet om die nieuwe digitale kunstvorm te produceren en promoten. Nederland loopt voorop in digitalisering maar zou volgens Van Ransbeek ook een leidende rol moeten spelen in de digitale kunstwereld.

Imara Limon, conservator van het Amsterdam Museum, vertelde aan de hand van de tentoonstellingen Zwart & Revolutionair en De Gouden Koets hoe kunstinstellingen hun werkwijze aanpassen om een breder publiek te trekken dan de traditionele cultuurliefhebbers. Partijen van buiten en bezoekers moeten mee aan tafel zitten en coauteur worden. Musea moeten minder zendend zijn en meer uitnodigend. Maar fondsen en subsidiecategorieën sluiten hier volgens Limon nog niet op aan. “Het systeem loopt achter op de bewegingen die er zijn, er is een update nodig.”

Vanuit de politiek werd op de pitches gereflecteerd met opvallend concrete voorstellen. Peter Kwint van de SP stelde voor het Rijksmuseum één dag per week gratig toegankelijk te maken en muziekonderwijs terug op school te brengen. Maar volgens hem past het financierings- en beoordelingssysteem nooit en zal het dat ook nooit doen. Het is echter zaak om “ruimte aan de randen van het systeem te laten om echt te verjongen en verbreden, om het beleid van morgen vorm te geven”.

Jorien Wuite van D66 zag een grotere potentie voor de cultuur- en creatieve sector dan de 3,4% van het BBP die het nu representeert. De politiek moet volgens haar komen met een meerjarige visie, te beginnen met het Europees Herstelplan. Volgens haar is het beleid de laatste jaren te twijfelend geweest en te weinig progressief. Ook met de kennisagenda is volgens haar onvoldoende gedaan. Wuite pleitte voor één minister voor kunst, cultuur en media in het nieuwe kabinet, plus een investering van €400 miljoen. “Want dat is in de landbouw heel gewoon, dus waarom in de cultuur niet?”

De afsluitende pitch werd uitgesproken door Ann Demeester, afzwaaiend directeur van het Frans Hals Museum in Haarlem, die inging op de New Creative Deal-ambitie om de sector wendbaar en financieel weerbaarder te maken. Zij haakte aan bij het diverse keren herhaalde onbegrip over prins Bernhard die de band Chef’s Special had gevraagd om gratis op te treden tijdens de aanstaande Formule 1-wedstrijd in Zandvoort. Het is volgens Demeester “het sprookje van de kosteloze kunst”, waar helaas veel Nederlanders in geloven. Zij benadrukte dat kunstenaar een gewoon beroep is, dat misschien lastig te duiden maar essentiële diensten levert. Kunst is een essentieel ingrediënt voor een gezond maatschappelijk leven, het behoort tot de Schijf van Vijf. Want we hebben behoefte aan verhalen en fictie, die zin en betekenis geven, angst kanaliseren en het nadenken over de toekomst mogelijk maken. Maar Demeester waarschuwde dat “wat niet wordt gezien als wezenlijk, nooit een prioriteit wordt”. Ze beloofde de boodschap er met “hardnekkige zachtaardigheid in te blijven rammen”. En ze riep politici op: geloof, bekeer en investeer. Dat laatste moet echter wel gebeuren met visie, want investeringen zonder vergezicht zijn volgens Demeester net zo waardeloos als visies zonder financiering.

In het afsluitende panelrondje lieten alle politici nog eens van zich horen. Woordvoerders van de oppositiepartijen herhaalden hun oproep om de coronasteun te verlengen en drongen nogmaals aan op een spoedig debat over de toestand in de sector. Het repareren van weeffouten rondom de TOZO en partnertoets hebben prioriteit. Van Strien (VVD) en Wuite (D66) stelden dat steun maatwerk is en blijft. Ze betreurden de individuele schade die door gebrekkige regelingen is aangericht, maar zeiden er nu niets aan te kunnen doen. Volgens Van Strien is bovendien afgesproken dat belangrijke beslissingen worden doorgeschoven naar een volgend kabinet, inclusief de aanvraag voor het Europees Herstelfonds. Waarop Wuite aankondigde er niet voor terug te schrikken om tijdens de aankomende begrotingsdebatten zich te ontpoppen als ‘cultuurdrammer’.

Bij wijze van epiloog die maar weer de creatieve zelfredzaamheid van de sector onderstreepte, lanceerde Platform Aanvang het project L’eau pour l’art. Bij tweeduizend cultuurinstellingen wordt vanaf september water onder een eigen merk verkocht en van elke verkochte liter vloeit minstens zes cent naar de sector. De eerste fles werd aangeboden aan ambassadeur van het eerste uur, Merlijn Twaalfhoven. De tweede ging naar Jorien Wuite, die gretig insprong op de vraag wie van de politici ervoor wilde zorgen dat ook in de Tweede Kamer voortaan dit water zou worden geschonken.

De middag werd afgesloten door de stadsdichter van Amsterdam, Gershwin Bonevacia, die concludeerde: “Helaas gaan we veel dingen pas echt voelen in de beperking.”