Zijn de traditionele vakbonden nog het aangewezen kanaal om de belangen van kunstenaars te behartigen of zijn er nieuwe structuren nodig? Beeldend kunstenaar Rob den Boer liet zich inspireren door belangengroepen voor kunstenaars uit Engeland en Duitsland.
Op 21 november 2012 nam ik deel aan een congres van de Duitse Federatie van Kunstenaarsverenigingen IGBK in Kehl in de buurt van Straatsburg. Dat werd ondermeer bijgewoond door bestuursleden van kunstenaarsvakbonden uit Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zwitserland, Slowakije en België. Een van de punten die naar voren kwamen, was dat veel jonge kunstenaars geen lid meer willen worden van een vakbond en zich er zelfs tegen verzetten. Er ontstaan daardoor allerlei autonome groepen die buiten de bestaande organisaties om functioneren. Vanuit het congres werd opgemerkt dat kunstenaars vaak te snel denken dat ze niets gedaan kunnen krijgen bij de politiek. Het is echter juist van belang dat we onze wensen en noden gezamenlijk bekend maken aan de politiek en beter uitleggen wat we doen, was een van de conclusies.
Geldt dit beeld van de vakbonden ook voor Nederland? Als ik op vergaderingen of bijeenkomsten van kunstenaarsvakbonden kom, dan zie ik vooral grijze en witte hoofden. Kennelijk is het voor jongeren niet meer aantrekkelijk om lid te worden van een vakbond of vergaderingen te bezoeken waar thema’s worden behandeld die hun beroepsveld aangaan.
Tot ongeveer 2006 vertegenwoordigde de Federatie van Kunstenaarsverenigingen de bij haar aangesloten kunstenaarsbonden uit diverse disciplines bij de politiek. Daardoor had de kunstensector een stem in Den Haag. Dat was voor beide kanten productief, want omgekeerd had Den Haag dus ook een aanspreekpunt in het kunstenveld om mee te overleggen. Toen ik in 2012 een keer een gesprek had met twee beleidsambtenaren van het ministerie van OCW bleek dat aanspreekpunt bij de directie Kunsten node te worden gemist.
Stroperig
Bovendien verloopt de besluitvorming binnen de traditionele kunstenaarsvakbonden, die meestal een vereniging zijn, vaak stroperig en langzaam. De structuur van democratie van onderop biedt ieder lid de kans om mee te praten, maar belemmert ook een heldere besluitvorming. Daardoor kan er vaak niet effectief op actuele ontwikkelingen in het veld worden gereageerd. Dat gebeurt dan meestal adhoc, zonder duidelijke strategie.
Moeten wij inspraak van leden dan maar afschaffen? Nee, want juist in een kunstenaarsvereniging moet ieder lid zich vrijelijk kunnen uiten en bewegen. Dat kan echter ook in een lossere setting, waarbij wordt vergaderd als de actualiteit daarom vraagt, waar nodig in samenwerking met verwante sectoren en belanghebbenden. Naast andere kunstdisciplines valt hierbij te denken aan zzp-ers, die immers ook zelfstandige ondernemers zijn. Door deze flexibele overlegvorm kunnen per onderwerp eventueel andere coalities worden gevormd. De structuur wordt zo meer ad-hoc, terwijl de strategie juist samenhangender wordt.
Op deze manier kan er een netwerk ontstaan met een zo breed mogelijk draagvlak. Dat is van belang, want politici gaan namelijk pas echt bewegen als zij de indruk krijgen dat het stemmen gaat kosten als zij dat nalaten. Sinds de Partij van de Dieren in de Tweede Kamer zit, heeft iedere politieke partij een dierenparagraaf in het partijprogramma, om die zetels terug te winnen of er niet nog meer te verliezen. Het wachten is op een Partij van de Kunsten.
Het is ook belangrijk mensen bij het netwerk te betrekken die toegang hebben tot de juiste personen om dingen gedaan te krijgen. Toen de btw op de kunsten onder het kabinet Rutte-I verhoogd werd tot 19%, voerden de podiumkunstenaars onder aanvoering van Joop van den Ende een invloedrijke lobby naar de politiek om dit voor hun sector ongedaan gemaakt te krijgen. Na het tot stand komen van het Kunduzakkoord lukte dat ook, terwijl het hoge btw-tarief voor de beeldende kunsten pas later werd teruggedraaid. Ik vroeg mij toen met vele collega’s af waar de vakbonden van beeldend kunstenaars waren.
Informele groepen
Vertegenwoordigers van twee onafhankelijke groepen van kunstenaars en zelfstandigen uit Engeland en Duitsland, gaven op het congres in Kehl een presentatie over hun doelen, werkwijze en wat dat oplevert.
In 2010 werd in Engeland de Precarious Workers Brigade opgericht, een collectief van freelancers, zelfstandigen en flexwerkers, die werkzaam zijn in de culturele sector en het onderwijs. Zij willen elkaar steunen om beter tegen de beroepspraktijk opgewassen te zijn. De aanleiding was de bankencrisis, die in Engeland zware bezuinigingen door de overheid tot gevolg had, waardoor er minder geld was voor onderzoek en de collegegelden enorm stegen. Dit heeft in feite geleid tot een ‘privatisering’ van kunst, cultuur en hoger onderwijs.
De Brigade zoekt steun bij andere onafhankelijke groepen in Engeland en voert concrete acties zoals ‘Teach-inns’ in musea en het ‘Turner Prize Protest’ in december 2010. De groep heeft een vaste kern van rond de twintig personen die wekelijks bij elkaar komt en eens per maand een ‘open meeting’ organiseert waar iedereen welkom is. Het belangrijkste doel van de Brigade is om kunstenaars en leraren die als zelfstandige werken beter bewust te maken van hun rechten.
In Duitsland ontstaan ook autonome kunstenaarsgroepen, zoals Haben und Brauchen (Hebben en Nodig hebben) uit Berlijn, dat sinds 2010 bestaat. De aanleiding voor de oprichting was een ‘Leistungsschau’ (Salon), die burgemeester Wowereit wilde invoeren. Daar waren veel kunstenaars het niet mee eens, onder andere omdat er eenmalig een groot bedrag (1,6 miljoen euro) werd uitgegeven aan een prestigieus kunstevenement, terwijl veel kunstenaars en kunstenaarsinitiatieven in Berlijn onder toenemende financiële druk staan. Er werden drukbezochte meetings gehouden, die een open brief en een manifest opleverden.
Op dit moment krijgen de kunstenaars in Berlijn het echter steeds moeilijker omdat de lasten van wonen en werken aan het stijgen zijn. Kunstenaars dragen veel bij aan de aantrekkingskracht van Berlijn, maar zijn vaak als eerste genoodzaakt om er te vertrekken als de huren stijgen.
Het zou goed zijn als ook in Nederland dit soort informele groepen zouden ontstaan, om het belang van kunst en kunstenaars in politiek Den Haag weer op de agenda te krijgen. Wellicht kan daar een nieuwe vorm van structureel overleg uit voortkomen, zodat politieke ontwikkelingen op kunstengebied voortaan al in een veel eerder stadium kunnen worden beïnvloed.
Rob den Boer is beeldend kunstenaar en schrijft dit artikel op persoonlijke titel.
Geef een reactie