Twee tegelijk hier geplaatste blogs over ons theaterbestel en hoe dat er volgens de schrijvers uit moet zien: een door Gerard Tonen, voormalig zakelijk leider van Het Zuidelijk Toneel, en de ander, hieronder, door Jeroen de Man, theatermaker bij de Warme Winkel.
Een aangenaam gesprek
Op de afdeling dramaturgie van Toneelgroep Amsterdam gaat theatermaker Jeroen De Man van De Warme Winkel met dramaturg Florian Hellwig in gesprek over het theaterbestel. Al snel wordt duidelijk dat ze het eigenlijk niet in detail over het huidige systeem willen hebben en over de plannen die er nu liggen voor een nieuw bestel. De twee willen het vandaag liever anders aanpakken en er vrij op los fantaseren.
Jeroen trekt zijn schoenen uit en start met ijsberen, Florian is zijn potloden aan het scherpen.
In de discussies rond het beleid wordt toch steeds minder over visie maar uitsluitend over de boekhouding gesproken, concluderen ze. Moeten we niet juist een stap opzij zetten en vanuit een ander perspectief naar de discussie over het bestel, de kunstsubsidies en kunst kijken? De kunst wordt steeds meer geïncorporeerd door de politiek en wordt vervolgens min of meer gedwongen om zich te assimileren. De beleidsmakers hebben allemaal de beste intenties maar er komen steeds meer verplichtingen bij. Soms voelt een subsidie als een knevelcontract. Je moet het ook allemaal waar kunnen maken. De overheid probeert steeds meer te standaardiseren en regels in te voeren om meer controle en ingebouwde zekerheden te creëren. Het ontbreekt aan vertrouwen. Het is alsof je een kind zakgeld geeft maar van tevoren vastlegt hoe het kind het geld moet besteden. De wet- en regelgeving wordt steeds nauwer en laat steeds minder ruimte over aan de kunstenaars.
Jeroen staat op en grijpt een boek van Joke Hermsen van Florians boekenstapel.
In het huidige stelsel gaat het veel over beleid maken en uitvoeren. Wat er in de huidige samenleving zoek is geraakt, is het aspect van maken, dat wil zeggen dat je niet enkel arbeid verricht en handelt in opdracht van, maar bewust iets maakt. Dat wil zeggen: creatief bezig bent en aan iets begint waarvan je de uitkomst nog niet kent. ‘We mogen de laboratoriumfunctie van kunst niet verwaarlozen.’
De kunst wordt nu geforceerd om met een beleidsmatig voorstel te komen hoe de sector op de crisis wil reageren. Maar de hele samenleving verkeert in een crisis, niet slechts één enkele sector, dus we moeten het samen oplossen. De woorden ‘samenwerking’ en ‘ontmoeting’ worden uitgesproken. ‘Mensen willen bij ideeën worden betrokken’, zegt Jeroen. ‘Als je geld vraagt, dan krijg je niets. Als je advies vraagt, krijg je geld’. Potentiële partners willen meedenken, en terecht.
Jeroen begint levendig in het kantoor rond te lopen: ‘Er is zoveel energie en daadkracht bij iedereen. Van de beleidsmakers tot de programmeurs. Van de makers tot aan de technische ploegen. En de politiek…. Op dit moment ontbreekt het niet per se aan de aanmoediging door de politiek, maar wel aan de middelen die bij de aanmoediging horen. De afhankelijkheid van de kunstenaars en de instellingen wordt steeds groter en de vraag is of dat wenselijk is en interessante artistieke uitingen kan bevorderen.’
Zakgeld
‘Neem bijvoorbeeld die innovatietoeslag’ zegt Jeroen. ‘Dat is al een vorm van discriminatie. Waarom krijgen alleen enkele gezelschappen deze toeslag? Het voelt alsof kunst niet probeert a priori innovatief te zijn.’ Jeroen droomt ervan om in een jaar tijd een derde van zijn tijd met een aantal verwante kunstenaars aan een grote serie Fluxus-performances te besteden, maar bijna de hele kunstperiode is al vol gepland met de verplichtingen die De Warme Winkel heeft naar de subsidiegevers in de vorm van aangevraagde projecten. ‘Je wilt de mogelijkheid hebben om direct op de actualiteit te reageren. Soms kan dat niet om dat bijna alles al vast staat. Waarom is er geen carte blanche? Waarom krijgen kunstenaars niet vier of vijf jaar subsidie en kunnen in die tijd doen en laten wat ze willen zonder zich van tevoren te hebben vastgelegd en verantwoording hebben afgelegd? Kortom: dat het zakgeld aan alles mag worden besteed?’
‘Kunstenaars moeten natuurlijk beoordeeld worden. Maar ik mis de vrijheid binnen het systeem. Ik speel liever tweehonderd voorstellingen in het jaar, omdat ik zelf de noodzaak voel, dan omdat ik er verplicht honderd moet spelen. Maar allereerst wil ik een voorstelling maken en kijken of die aan mijn eigen kwaliteitseisen voldoet.’
‘Regels moeten flexibel gehandhaafd worden’, concludeert Florian. ‘Inderdaad’, vindt Jeroen, ‘het is alsof kunstenaars niet zorgvuldig met geld kunnen omgaan. Bij de Warme Winkel is nu al elke cent ingepast. Wij missen de flexibiliteit om een bedrag opzij te leggen voor spontane invulling als zich iets urgent aandient. Dan kan nu heus wel, maar dan moeten we heel ingewikkeld creatief boekhouden en dat voelt zo ontzettend stiekem. We moeten weg van een systeem dat op wantrouwen gebaseerd is en vrijheid juist stimuleren. Neem nu een treinconducteur. Als die iemand betrapt op zwartrijden, maar degene die betrapt wordt een goed verhaal weet te vertellen waarom hij zonder kaartje reist, dan moet de conducteur toch de marge hebben dat bij uitzondering te tolereren? Een goed oprecht verhaal vertellen of een hele goeie smoes, dat is kunst. Subsidie moet een mandaat zijn om flexibel met geld en tijd om te gaan.’
‘Ik mis de revolte’, zegt Jeroen. ‘Revolte?’ ‘Ja, dat we vanuit de maatschappij de kunst anders gaan benaderen en een nieuwe manier zoeken om kunst te financieren. Dat we ons niet conformeren aan iets wat ons wordt opgelegd. Als iets niet meer werkt dan heeft het geen zin om te blijven sleutelen. Na tweehonderd keer je huis te hebben gerepareerd, kun je ook constateren dat je huis vergaan is.’ Nu hangt een grote vraag als een rookgordijn in de kamer. Hebben we misschien een nieuw stelsel nodig, een nieuwe samenleving?
Ingenieurs worden boeren
Tijd voor een koffiepauze boven op het dakterras tussen de kippen uit de voorstelling ‘De meeuw’. Jeroen en Florian kijken uit over de daken van de stad. Jeroen vertelt over het gesprek dat hij laatst had met een werkeloze antropoloog: ‘Waarom niet jonge getalenteerde werkelozen vanuit meerdere werkvelden de mogelijkheid bieden om samen in een ruimte, bijvoorbeeld een tijdelijk kantoorpand hier aan de grachten of in een loods op een verlaten industrieterrein, samen iets op te laten bouwen. Zo van: dit is het gebouw, hier zijn de sleutels, er zijn geen regels, je mag alleen het gebouw niet slopen. En ze dan het werk en de werkomstandigheden zelf laten ontwikkelen, tegen minimale betaling. Als een soort microkrediet en impuls. Je geeft een klein budget en zij mogen zelf bepalen wat ze ermee gaan doen. Ik ben ervan overtuigd dat mensen dan iets gaan maken wat zichzelf gaat financieren. Als je namelijk zelf iets opricht, dan ben je daar trots op. En als je dat met anderen samen doet, dan ga je dat goed bewaken. Zo is het ook met een bestel’. In Griekenland is het systeem door de crisis dermate uitgeput dat mensen nu naar andere oplossingen zoeken omdat de kapitalistische groeimogelijkheden niet meer werken. ‘Ingenieurs worden nu boeren. Het is interessant dat zij nu aan iets nieuws beginnen en coöperaties oprichten’.
Nu zijn we bij het punt aangekomen waarom Jeroen vandaag samen met Florian wou fantaseren: om een bestel te bedenken alsof er nog nooit een bestel heeft bestaan. Maar Jeroen rent weg omdat hij een Russisch echtpaar in Utrecht moet interviewen. Onderaan de trap roept hij nog: ‘Houdt al deze gedachten vast Florian, we zitten op een lekker spoor!’
Als de volgende dag Jeroen weer het kantoor komt binnengewalst vraagt Florian direct: ‘Nou, hoe zou dat ideale stelsel er uitzien?’. Stilte. ‘Eigenlijk moeten we met politici, architecten, wetenschappers, kortom met vertegenwoordigers van de hele samenleving zo’n nieuw bestel voor de kunsten vormen. Misschien heel utopisch, maar waarom zou het niet werken? Het ontbreekt echter nog aan schakels. Verbindingsofficieren’, roept Jeroen, ‘die verschillende partners bij elkaar brengen van binnen en buiten de sector. Een genie, zoals bij het leger.’
Jeroen zoekt het snel in Wikipedia op. Een genie is een ‘wapen’; hij zorgt onder meer voor mobiliteit en bescherming. Dat zijn mensen die voor de juiste condities zorgen, processen gaan monitoren binnen de sectoren en intersectoraal, partners bij elkaar brengen. Dat is echt nieuw en wordt nu enkel sporadisch gedaan. Maar zo’n team zou vanuit het bedrijfsleven en vanuit de overheid moeten worden betaald. Er ontbreekt nu veelal nog een structurele schakels tussen de verschillende instellingen binnen één sector, zoals tussen gezelschappen en opleidingen, maar ook tussen de diverse subsystemen zoals musea, scholen, festivals en stedelijke ontwikkelingen. Kruisbestuiving en talentontwikkeling zijn zo belangrijk.
Utopie
‘De Warme Winkel zou ook graag aan talentontwikkeling doen. Maar we hebben de middelen niet. De BIS-gezelschappen zouden die verantwoordelijkheid wel moeten kunnen nemen in de steden met een theaterschool. ‘Waarom is een directeur van een BIS-gezelschap niet ook hoofd van de opleiding?’ bedenkt Jeroen. ‘Hoe beter ze met elkaar opereren, des te meer kansen zijn er voor doorstroming.’
Florian vraagt Jeroen of hij nu niet bang is dat hij binnenkort een boze directeur van een toneelschool aan het telefoon krijgt. ‘Ja, dit is moeilijk terrein en geen waterdicht idee, maar het is wel interessant om met meer mensen na te denken of het niet zou kunnen werken. Ontmoetingen, daar gaat het om. Een gezelschap dat zijn eigen theater runt en programmeert, een eigen school heeft en een laboratorium bestuurt. Een soort Phillips. Maar dan in de good old days. Oh wat een glad ijs allemaal.’
Jeroen begint met z’n handen door z’n ogen te wrijven.
‘Aan iets nieuws werken betekent natuurlijk ook dat er veel dingen gaan veranderen. Uiteraard zijn veel mensen bang voor verandering, omdat dan huidige structuren gaan verdwijnen, en wellicht ook banen die daaraan gekoppeld zijn.’
‘Een utopie is een proces en nooit een resultaat, en staat vooral in het teken van iets maken en iets nieuws te ontwikkelen. Elke utopie is glad ijs, omdat de uitkomst nog niet bekend is,’ merkt Florian op. ‘Ja. Door de intersectorale samenwerkingen wordt een zo sterk en breed mogelijk draagvlak gecreëerd voor een nieuw stelsel. En er wordt natuurlijk een nieuw aanbod gecreëerd en dus ook nieuwe functies en banen. Nu klinkt dat niet echt spectaculair. Maar kijk eens naar Utopia van Thomas Moore. Dat lijkt ook een saai eiland te zijn, maar dan ken je mijn generatie nog niet!’
Vijf seconden stilte, dan beginnen alle telefoons in het gebouw te rinkelen, zestien koeriers persen zich door de deur om telegrammen af te geven en een peloton journalisten komt aan touwen uit helikopters door het glas gesprongen. Jeroen pakt de biografie van Eduard Verkade, Florian grijpt naar Theater Heute.
Reeds in de tekst vermeld: Jeroen De Man is theatermaker bij De Warme Winkel en Florian Hellwig is dramaturg.
Geef een reactie