10 december 2019

Speech Lennart van der Meulen 2016 VNPF

Uitgesproken op het VNPF-congres 14 september 2016


Gelukkig is het land dat danst en speelt en zingt

Keynote speech van Lennart van der Meulen op het congres van de VNPF op woensdag 14 september in Doornroosje te Nijmegen.

I Het gaat fantastisch met de popsector.

Nederland is één groot festivalterrein en van april tot oktober is het altijd wel ergens feest.
Vroeger was Koninginnedag de oubollige start van weer een voorjaar braderieën, kermissen, jaar- en vlooienmarkten. Sinds Willem Alexander de scepter zwaait is Koningsdag het startschot van een zomerlang partyseizoen. Alles leent zich daarbij als decor. De grachten van Amsterdam voor de Canal Parade van de Gay Pride of het Grachtenfestival, de Beekse bergen, Waddeneilanden, De Brouwersdam, braakliggend terrein, parken en plantsoenen. En altijd klinkt wel ergens de beat van een Woeha of Down the Rabbit Hole festival.

Gelukkig is het land, dat danst en fuift en zingt. Samen met Libelle of Linda, op het Theaterfestival, om de bevrijding te vieren of het leiden van Jezus bij de Passion van de EO.

We doen alles samen en massaal. Niet alleen tijdens de zomermaanden. Het hele jaar door wordt er gespeeld in theaters, op poppodia, in concertzalen, bioscopen rijzen als paddenstoelen uit de grond, de festivals verplaatsen zich naar de zalen. Documentaire en film komen aan bod op NFF, IDFA en IFFR. Oude muziek, nieuwe muziek, popmuziek, wereldmuziek, poëzie; alles komt aan bod, de kerken zitten nog één keer per jaar vol voor de Mattheus Passie. De festivalvorm wordt steeds vaker overgenomen. Er is ruimte voor experiment. Zowel in muziekgenres als randprogrammering. Le Guess Who in TiVre, het nieuwe Undergroundfestival in Paradiso.

De enorme bloei van de festivalcultuur is geen nieuw fenomeen. Er zit alweer een tijdje groei in veel bezoekcijfers. In weerwil van crises en ondanks het groeiende aanbod van beeld en geluid in de media. De behoefte aan collectieve beleving lijkt na jaren individualisering waarin we de deuren van de kerken, concertgebouwen en vergaderzalen achter ons dicht trokken wel algoritmisch toe te nemen. Het zou weleens een reactie op de digitalisering van ons leven kunnen zijn, die massale behoefte om erop uit te gaan en samen te scholen rond evenementen.

Want we zijn dan wel steeds vaker online actief. We willen er steeds vaker ook gewoon weer bij zijn. Niet via Skype of live streaming op Twitter, maar in levende lijve. We blijven net mensen. We willen uiteindelijk niets liever dan zelf meezingen, meedoen, meediscussiëren en samen genieten. Niet Tinderen maar tongzoenen. Op HockeyLoverz in Zoetermeer bijvoorbeeld.

Bij de VPRO merken we ook de groeiende behoefte van voormalig kijkers en luisteraars om er vaker bij te zijn. Decennialang kluisterden we kijkers op de zondagavond aan de buis. Vandaag de dag organiseren we weer vaak events rond programma’s. Mensen komen dolgraag langs bij viewings van reisseries, debat in Buitenhof, bij premières en filmvertoningen, award uitreikingen van 3voor12 of de Meet Ups van Tegenlicht.

We zien de behoefte erbij te zijn ook aan het succes van nieuwe podia, culturele instellingen en evenementen. Ze overtreffen allemaal de stoutste verwachtingen als het om bezoekersaantallen gaat: Eye, het Rijksmuseum, de Jeroen Bosch tentoonstelling en een beetje onder mijn vleugels, de opening van het nieuwe TiVre muziekcentrum.

Festivals en evenementen dragen zo bij aan de vermenselijking van een samenleving die steeds technocratischer wordt. De vrolijkheid van het festivalterrein overschaduwt de zuurheid van de sociale media. De uitbundigheid van een Canal Parade verdringt de angst voor aanslagen en escalatie van tegenstellingen. En op de podia bruist het leven. Iedereen speelt de sterren van de hemel. Er wordt gemaakt en gepresteerd.

Dragende kracht bij heel veel van die samenscholingen is de muziek. Van dance tot klassiek. Van alle markten thuis. Gelukkig is de sector die zo midden in de trend staat. Mooier kan het niet. Het is een nieuwe invulling van wat we als onze cultuur kunnen beschouwen. Vormgeven aan de menselijke samenleving. Dat biedt perspectief.

Voor onze samenleving, de cultuur, de pop en de poppodia.

De altijd kritische 3voor12 popjournalist Atze de Vries beaamt in een gesprek met mij dat het goed gaat met de pop: “Betere muziekopleidingen als De Herman Brood Academie hebben hun vruchten afgeworpen. Muzikanten combineren hun talent steeds meer met kennis van de media en het live performen. Het popcircuit is veel beter georganiseerd. Er zijn steeds meer Nederlandse bands die rondtoeren langs de podia en voor goeie bezetting zorgen: Chef Special, Kensington, Dotan, Broederliefde, Lil Klein, Typhoon. Die succesvolle artiesten zijn ook broodnodig voor lokale podia en al die festivals. Er ligt een goeie infrastructuur die wel afhankelijk is van Nederlandse muzie

II Het is aanmodderen in de popsector.

Tegelijkertijd klinken er valse tonen door de fanfare. De pop is een uiterst complexe en ondoorgrondelijke sector. Grote spelers zijn hier echt huge en machtig. Universal, Sony en Warner hebben 63 procent van de platenindustrie en 86 procent van de distributie in handen. Live Nation bespeelt alle schakels van de muziekketen en laat mooie winstcijfers zien in België en Nederland: tussen de 13 en 20 miljoen winst per jaar met het organiseren van concerten en festivals. Dat is goed voor de popsector, maar ook voor moederbedrijf Liberty Media dat vorige week voor 7 miljard euro de Formule I kocht van Bernie Ecclestone. Zo betalen bezoekers van Mojoconcerten voor miljoenen mee aan de boy toy van Liberty Media-eigenaar John Malone en wordt via concerttickets meebetaald aan de Formule I die in Nederland ook nog eens alleen achter de decoder is te zien.

Ik heb eerder betoogd dat Nederland inmiddels een wingewest is geworden van de mediamultinationals. Een afzetmarkt van nieuwe roverskapitalisten als als Google, Facebook, YouTube, UPC, Ziggo en Live Nation die hier geld verdienen zonder te investeren. Die vooral proberen om te verdienen aan de content die anderen maken.

De popsector is weinig transparant en kent nog steeds twijfelachtige mores. It’s hard to keep and follow the money. Zullen we ooit afkomen van de wurgcontracten die zo kenmerkend zijn voor de popsector? De rechtszaak van Martin Garrix die als 16-jarige dj werd uitgekleed door de jongste telg uit de Van Kooten dynastie is wat dat betreft nog steeds exemplarisch en geen uitzondering.

Er is veel werk in de popsector. Maar weinig betaald werk en veel vrijwilligers. 65 procent van de medewerkers van de poppodia is vrijwilliger. Dat zijn 3 900 vrijwilligers op 6 000 fte. Dat past mooi in het beeld van de participatiesamenleving en het is fantastisch dat de pop zo toegankelijk is en voor zo veel mensen een tijdsbesteding en ervaring. Het kan ook fnuikend zijn voor arbeidsvoorwaarden. Het gaat ten koste van de professionaliteit en brengt de continuïteit in gevaar. Zeker als we beseffen dat door de bezuinigingen op cultuur de afgelopen 4 jaar 20 000 betaalde banen verloren zijn gegaan.
Er is eerlijk gezegd geen droog brood te verdienen in de pop. Slechts 10 procent van de mensen verdient meer dan anderhalf keer modaal. Het gemiddeld inkomen is 17 500 euro. De helft verdient minder dan 9 000 euro. En ook streaming en liveoptredens brengen voor de meeste artiesten nauwelijks geld in het laadje. Journalist Rufus Kain van de Correspondent rekende uit welk schijntje Lil Klein en Ronnie Flex ontvangen van de streaming inkomsten van hun hit Drank en drugs. Van 60 000 euro komt een schamele 4 000 euro bij hen terecht en 3 500 bij de auteurs. De rest bij Spotify, Universal en Top Notch. In dezelfde serie lezenswaardige artikelen over de popsector tekent de Correspondent uit de mond van Jan Smeets op wie er aan de steeds duurdere kaartjes van Pinkpop verdient. Drie bands verdelen 4 miljoen (Red Hot Chili Peppers, Paul McCarthney, Rammstein); 14 bands stonden te spelen voor 2000 tot 2500 euro. 10 procent verdient 90 procent van de inkomsten.

Met al die festivals en podia dreigt een tekort aan aanbod. Omdat kwaliteit ontbreekt, maar ook omdat exclusiviteit belangrijker wordt in de concurrentie. TiVre directeur Frans Vreeke vreest het oplengen van het festivalseizoen en ziet dat grote bands het laten afweten. Podia hebben last van niet uitverkochte Mojo festivals en exclusiviteitseisen. De komst van Headliners wordt steeds afhankelijker van Europese tournees. Het middensegment van Nederlandse artiesten is nog steeds beperkt. Onduidelijk is wat precies het effect gaat worden van het sterke festivalseizoen op de exploitatie van de poppodia.

Gevaar is ook dat alles mainstream wordt. Overal duiken dezelfde namen op. De altijd optimistische Atze de Vrieze zegt over de keerzijde van de nieuwe festivalpopcultuur: “De festivals veranderen de muziek. Er is meer directe muziek die het veld kan bespelen. Er is minder ruimte en interesse in artiesten in kleine setting die nog niet zijn doorgebroken. Die hebben het moeilijk buiten de festivals. Jazz en wereldmuziek zitten in de verdrukking. Muziekbandjes zijn weinig maatschappelijk en politiek betrokken. Het is moeilijk om jezelf uit te spreken als je één van de dertig acts bent van de line up. Ik mis politiek engagement. Muziek als drager van boodschap. Woodstock was bakermat van de culturele revolutie van de jaren zestig. Nu is alles entertainment.

En dan is er ook nog sprake van apartheid in de pop. Het festivalpubliek is wit en goed opgeleid. Muziek segregeert als je niet oppast. Het is knokken om als rapper een plek te krijgen op NPO 3FM.

III Wat kan de popsector doen?

Het belangrijkst is om van Nederland als wingewest een winwingewest te maken. Dat betekent vooral investeren in onze eigen markt. Een eigen culturele infrastructuur. Culturele instellingen moeten de creatieve sector opzoeken en onderdeel worden van de creatieve economie. Daar heb je een overheid voor nodig die mee investeert, onze belangen vertegenwoordigt en de creatieve sector net zo vanzelfsprekend onderdeel vindt uitmaken van onze infrastructuur als wegen, dijken, onderwijs en gezondheidszorg.

Zonder makers geen muziek. Auteurs en artiesten moeten beter betaald krijgen voor on demand en streaming muziek. Auteursrechtafdracht via Buma/Stemra moet omhoog en uitgebreid. Sena moet vergoeding krijgen voor streamen om artiesten te betalen.

Onder leiding van Kunsten ‘92 wordt momenteel gewerkt aan een code voor goed opdrachtgeverschap in de cultuursector, goed werkgeverschap en goede omgang met vrijwilligers. We proberen een Code of Fair Practice op te stellen voor werkgevers. Er moet meer aandacht komen voor scholing en werkbare regelgeving (een goeie uitvoering van de WDBA en de wet werk en zekerheid).

We moeten veel nadrukkelijker onze markt beschermen en organiseren. We moeten optreden tegen monopolies en markverstoring: stoppen met fratsen rond ticketing, een redelijke doorgiftevergoeding vragen, meer afdracht van streaminginkomsten naar makers, redelijke belastingheffing van multinationals. Zonder een sterk Europa als tegenspeler van de global players gaat dat niet lukken. Ierland is een mooie testcase.

En we moeten onszelf beter organiseren. Laat je niet steeds tegen elkaar uitspelen. Maar de globalisering is wel een gegeven. We better learn to deal with it. De tegenkracht ligt daarbij in de stad of verstedelijkte omgeving als broedplaats voor nieuwe ontwikkelingen en sterke voorzieningen. Op het gebied van cultuur, onderwijs, economie, gezondheidszorg. De metropool als tegenpool van de globalisering.

IV Wat kunnen poppodia doen? 

Hoe kun je als poppodium een sterke speler zijn in de stad van de toekomst? Niels Aalberts, die eerst bij Friendly Fire zat en nu eindredacteur is van 3voor12, pleit voor een lokale popscene met het podium als kloppend hart. Hij zegt: Ik merk dat podia en programmeurs in de provincie soms te gericht zijn op nationale media en partijen, proberen Amsterdam en Utrecht naar de kroon te steken. Die wedstrijd win je nooit, op nationaal noch internationaal niveau. Bon Iver komt niet spelen in Almelo, punt. Vergeet die twee steden en zorg dat je lokale scene binnen krijgt èn houdt: muzikanten, muziekliefhebbers en alles & iedereen die om muzikanten, bands en dj’s heen hangt (fans, managers, opleidingen, conservatoria, docenten, onze lokale 3voor12-journalisten etc.).

Zij zijn het kloppend hart waarmee je een lokale scene opbouwt en onderhoudt, die op zijn eigen manier en in zijn eigen omvang je zaal kan vullen en laten overleven. Van daaruit kun je groeien. Faciliteer dus dat bands bij jou in de kelder kunnen repeteren, dat ze bij jou indrinken of afspreken, dat dj’s hun eerste set bij jou draaien en managers hun vergaderingen in jouw kantine of rookhok plannen. En zo verder.”

Het pleidooi van Aalberts past in het beeld dat culturele instellingen uit moeten gaan van hun eigen kracht. Een poppodium moet zijn bestaansrecht zoeken in de eigen biotoop. Je eigen dorp, stad of regio. Je moet een eigen positie kiezen. In een 24-uurs economie kun je de dingen niet half doen. Dat betekent dat je 24/7 bereikbaar moet zijn en actief. In de online wereld worden alle instellingen mediabedrijven. Je moet communities bouwen, publiek zoeken, van de middelbare school tot de babyboomers. Op Facebook, Twitter en Snapchat. Specialiseren zonder het publiek uit het oog te verliezen. Samenwerken.

Multifunctioneel zijn, een open podium en met een variatie aan publieksactiviteiten. Bij TiVre hebben we een programmeur kennis en debat aangetrokken voor een eigen programma van Ted Talks tot meetups. Programmeer gedurfd, zoek de maatschappelijke relevantie. Wees kritisch en radicaal. Investeer in bands en artiesten, ga op zoek naar talent, doe scouting voor grotere podia. Richt je op de nieuwe generatie artiesten. Boor nieuwe netwerken aan. Geef de tent aan andere culturen. Letterlijk uit handen aan andere culturen om een diverser publiek te bereiken. Wees een stakeholder voor de gemeente en een knooppunt in de lokale infrastructuur op het gebied van cultuur, educatie en maatschappij.

Zo’n sterke lokale scene is wat mij betreft de basis van elke succesvolle zaal of club die een rol speelt in de plaatselijke culturele infrastructuur. En ook dan moeten podia aan juist de menselijke factor blijven werken. Vraag maar aan Margriet van Kraats en Lieke Timmermans die inmiddels een miljoenenpodium runnen: “Verlaag je drempel zo laag mogelijk; sloop ‘m weg. Zoek een plek in je zaal/gebouw waar je kunt spelen voor publiek: zeepkist, minipodium, op je stoep, verzin het maar. Maak het zo simpel mogelijk, dan kan het met weinig geld. Want geld mag geen hindernis of belemmering ziin. En zorg goed voor je vrijwilligers. Onderzoek ieders talent en geef ruimte aan je medewerkers om dingen uit te proberen op allerlei gebied: feest, muziek, decors, vormgeving, horeca, nieuwe concepten. Laat ze trots zijn!”

Ook Ouke Arts, voorzitter van Ekko pleit voor kleine podia met een smal profiel. Hij gelooft heilig in het vermogen van artiesten om een unieke en eenmalige ervaring te realiseren en dat is uiteindelijk wat podia en festivals bestaansrecht geeft. En hij nodigt ons per mail uit voor een meet-up bij SXSW volgend voorjaar in Austin. De uitnodiging luidt:

How the Crazy Dutch Are Innovating Music Discovery

The Netherlands (population size: 16 million) is the lively forefront of music innovation with over 800 annual music festivals. Three leading figures from the Dutch music scene share their experiences with innovating music discovery. Marlies Timmermans (EKKO, Into The Great Wide Open) shares insights on the locality of music and why smaller is better. Mark Minkman (Paradiso) presents a data driven model that determines optimal ticket prices given the target audience size. Johan Gijsen (Le Guess Who?) unveils why the adventurous niche and the undiscovered line-up are the future success factors of music festivals.

Mooi beeld hè, van de Nederlandse popsector door Amerikaanse ogen. Kunnen we trots op zijn. Ik ga proberen er bij te zijn in Texas. Misschien treffen we elkaar in Austin. Als representanten van een succesvolle, eigenzinnige, creatieve en diverse popsector die gedurfd programmeert, economisch gezond is en goed met personeel en muziekmakers omgaat.

Lennart van der Meulen

Is directeur van de VPRO, zit dicht op 3voor12, is voorzitter van TiVre en zit in het bestuur van Kunsten ‘92. Voor dit verhaal sprak hij met verschillende mensen uit de sector en vroeg hen naar gouden tips voor sterke poppodia. Met dank aan Atze de Vrieze en Niels Aalbers van 3Voor12; de crew van TiVre, Lieke Timmermans en Margriet van Kraats en Ouke Arts van Ekko