Op Prinsjesdag 2024 is de Miljoenennota 2025 gepresenteerd. Kwamen kunst en cultuur al nauwelijks aan bod in het hoofdlijnenakkoord, ook in het regeerprogramma en de troonrede kunnen we het kabinet niet betrappen op enige visie op het gebied van kunst, cultuur, erfgoed en de creatieve sector. Alleen in de Miljoenennota 2025, bij de begroting van OCW, komen we iets te weten over de kabinetsplannen voor cultuur. Dat is opmerkelijk voor een sector waar Nederland veel geld mee verdient. *
Het jaar 2025 is een overgangsjaar waarin we ons schrap moeten zetten voor de storm die komen gaat. In de cultuurbegroting van 2025 staan investeringen van het vorige kabinet – vooral voor eerlijke en faire betaling – die zijn toegevoegd zijn aan de BIS en de Rijksfondsen. Dat was broodnodig, want dat loopt zwaar achter.
Alle geldstromen voor de culturele en creatieve sector gekort
Maar die impuls zal méér dan verdampen door de voorgenomen stapeling van financiële maatregelen. Naast de verhoging van de btw van 9% naar 21% en de verhoging van de kansspelbelasting, worden de gemeente- en overheidssubsidies verlaagd en de giftenaftrek aangepast. Daardoor wordt de culturele en creatieve sector op alle geldstromen gekort:
– Minder inkomsten vanuit het publiek: via de btw-verhoging.
– Minder inkomsten vanuit de overheid. Ten eerste via een algemene bezuiniging van het rijk. Die loopt voor OCW op van € 75 miljoen in 2025 naar € 361 miljoen in 2029. Voor 2025 dekt OCW dit via een technische invulling van de bezuiniging (in de monumentenzorg). Hoeveel vanaf 2026 bij cultuur terecht komt is nog niet bekend. Ten tweede via de korting op het Gemeentefonds per 2026. Op de NPO wordt € 100 miljoen bezuinigd, zoals al bekend was. Middelen voor internationale culturele samenwerking nemen drastisch af tot 2029.
– Minder inkomsten vanuit fondsen en donateurs: via de verhoging van de kansspelbelasting en de beperking van de giftenaftrek.
Gevolgen voor publiek, makers, organisaties en maatschappij
Over de gevolgen van deze stapeling van maatregelen luidden we al eerder de noodklok: tickets worden duurder, makers hebben minder werk, er ontstaat verlies van werkgelegenheid en er is minder gevarieerd cultureel aanbod. Zowel de maatschappelijke waarden van cultuur als de bestaanszekerheid worden aangetast. Al met al is dit een aderlating van € 200 – 350 miljoen. Niet eerder is de sector zo hard getroffen.
Kleine lichtpuntjes
Op een aantal heel kleine puntjes komt het kabinet de cultuursector tegemoet.
– De minister van OCW ‘repareert’ talentontwikkeling in de klassieke en jazz muziek (€ 1,9 miljoen). Dit wordt gefinancierd uit de budgetten van het Fonds Cultuurparticipatie, het Fonds Podiumkunsten en OCW.
– Een deel van de giftenaftrek blijft behouden. Dit geldt echter alleen voor particulieren. De bezuiniging van de giftenaftrek voor bedrijven is nog niet van tafel.
– Het kabinet vraagt aandacht voor minder administratieve lasten en verminderen van regeldruk. Dat geldt ook voor cultuur, waar de minister zegt te onderzoeken hoe het bestel kan worden verbeterd en vereenvoudigd.
Dit zijn kleine pleisters op een reusachtige wond die gaat ontstaan. Het bloeden zal er niet door worden gestelpt.
Hoe gaan we verder?
We rekenen op de wijsheid van de Tweede en de Eerste Kamer. De oppositie kijkt naar een alternatieve dekking om de btw-verhoging af te wenden. Daarnaast: de Raad van State stelt vraagtekens bij de btw-verhoging en adviseert om de gevolgen en verwachte opbrengsten beter in kaart te brengen. Dit bevestigt ook weer ons onderzoek van vorige week naar de effecten van alle maatregelen: het hele verhaal is een wankel bouwwerk waarmee het kabinet zich rijk rekent en waardoor de samenleving verarmt.
De voorstellen worden de komende maanden besproken tijdens verschillende debatten in de Tweede en Eerste Kamer. Kunsten ’92 zal richting die debatten alles in het werk stellen om de politiek de juiste kant op te krijgen. Dit doen wij zo veel mogelijk in coalities en allianties om onze boodschappen kracht bij te zetten.
* De bijdrage van de culturele en creatieve sector is € 26,5 miljard. Oftewel: 3,4% van het bruto nationaal product en 4,3% van de totale werkgelegenheid komt voor rekening van de sector.